
Laten we wel wezen: zo’n 10-15 jaar geleden leek het begin te worden ingeluid van het einde van de lezende mens. Met de introductie van de digitalisering van allerlei publicaties zoals kranten, tijdschriften en zelfs ook boeken, ontstond de vrees dat spoedig geen krant nog zou overleven en auteurs van allerlei genres weldra hun vakbekwaamheid moesten bewijzen in lullige reclamefolders of suffe huis-aan-huisblaadjes.
De onheilsvoorspellingen waren al helemaal niet meer te stoppen toen de e-readers hun intrede deden. Uitgeverijen konden hun deuren wel sluiten, de boekenprijzen – nota bene recentelijk vrijgegeven – zouden tot een dieptepunt kelderen, en er zou geen stuiver meer te verdienen zijn.
Kunstwerkjes
Hoe anders is de werkelijkheid nu. Er wordt nog steeds gelezen, ook kranten en week -en maandbladen. En er komen nog steeds nieuwe auteurs bij die vaak fantastische literaire kunstwerkjes afleveren. De digitale versies van boeken en bladen zijn ter aanvulling van hun papieren evenknie. Gelukkig is het één niet voor het ander in de plaats gekomen of hebben zij elkaar de definitieve das omgedaan.
Elk jaar zijn er op de Frankfurter Buchmesse ‘gastlanden’ aanwezig, die hun schrijverstalent extra onder de aandacht kunnen brengen maar zeker ook hun eigen cultuur of land promoten. Dit jaar staan Nederland en Vlaanderen centraal. En ofschoon ik de indruk heb dat er in Duitsland meer Nederlanders en Vlamingen worden gelezen dan dat er in Nederland Duitse auteurs worden gelezen, is dit een prachtig gebeuren!
Hoe enthousiast zijn wij Duitsers al jaren over Cees Nooteboom, Harry Mulisch, Connie Palmen, Saskia Noort of Leon de Winter? Maar ook zeker nieuwe sterren aan het firmament worden warm onthaald: Linda de Mol, Sylvie Meis of Chantal Janzen. Oh nee, die werken in een andere branche.
Mijn fiets
Hoe dan ook, waar het mij om gaat is dat op deze manier echt een diep wederzijds begrip en interesse van twee landen kan worden gestimuleerd. En op termijn daardoor zelfs de bilaterale populariteit wordt aangewakkerd. Uiteindelijk levert dat geld op aan beide kanten.
Maar de relatie tussen Nederland en Duitsland was niet altijd zo goed als vandaag de dag. Wie herinnert zich niet dat eeuwige gezeur over ‘mijn fiets teruggeven’, of ‘kuilen graven op het strand’? Niets was makkelijker voor de Nederlander om af te geven op de Duitser – vaak werd dat toegejuicht en gelegitimeerd. En okay, wij vonden die kaaskoppen maar wat onverschillig en onbeschoft, irritant linksrijdend met hun ‘Schleppmobil’ op de Autobahn.
Gelijkgezind
Hoe anders en prettig is dat nu. Duitsland is al jaren het vakantieland nummer 1 voor de Nederlanders en bovendien al vijf jaar op rij het belangrijkste exportland voor jullie. Andersom gaan wij graag naar de kustgebieden op vakantie of volgen studenten uit ons land een opleiding aan een universiteit in Nederland.
Enige minpuntje daarin is dat het vak Duits is afgeschaft als verplicht vak op de middelbare school. Nou ja. In die context is het grappig te weten dat de schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann ooit zei: “Der Ruhm zu Lebzeiten ist eine fragwürdige Sache; man tut gut, sich nicht davon blenden, sich kaum davon erregen zu lassen”. In het Nederlands zou dat neerkomen op: ‘je moet je kop niet boven het maaiveld uitsteken’. Duitsers en Nederlanders blijken al ruim een eeuw gelijkgezinden.
Wederzijdse interesse
Niettemin is mijn oproep aan alle handelsorganisaties, Kamers van Koophandel, instituten, bonden en verenigingen, om niet alleen maar samen te werken op initiële basis en slechts af en toe een bijeenkomstje te organiseren, maar dit structureel aan te pakken.
Ook een Buchmesse heeft veel water door de Rijn zien gaan voordat ze de positie hadden bereikt die ze nu hebben. Maar ze hebben geloofd in hun sector, hun concept van ‘gastland’, ze hebben volgehouden en het heeft gewerkt. Oprecht geïnteresseerd zijn in een ander land, hun cultuur en hun inwoners, betaalt zich uit.